Spiraalkracht

Ongeveer vijfentwintig jaar geleden verscheen er in onze streekkrant een bericht, waarin de gemeente meedeelde een bedrag beschikbaar te
stellen voor het onkruidvrijhouden van de trottoirs. Er was een bedrag van eenpaar ton mee gemoeid. Op gezette tijden zouden mannen met roterende
borstelmachientjes al het opschietend groen uit de tegelvoegen verwijderen. En ja hoor, de borstelmannen kwamen er. De werkmachientjes stonken als bromfietsen
en maakten veel lawaai. Ik interpreteerde dit verschijnsel in mijn mooie,groene woongemeente Z. als oprukkend abject grotestadsdenken.

Ik heb toen een boekje geschreven, een min-of-meer sprookje met ironische referenties, waarin twee dorpjes, Gruun en Grauw, voorkomen. Het
ene dorpje, vol natuurweelde, produceert voedsel voor het andere, een betegelde wereld van natuurloze reinheid. De financiële onuitputtelijkheid van het
tegeldorp houdt het een en ander keurig in misstand. Iedereen leeft nagenoeg tevreden, tot een zekere Quirinius uit Gruun (het groene dorp) besluit te gaan verhuizen
naar Grauw (de tegelwereld). U kunt op uw stadsschoenen aanvoelen, dat het dan mis gaat. Quirinius krijgt een huis, verwijdert tegels, begint een tuin en
krijgt het erg aan de stok met de Grauwers. Er ontspint zich een verhaal vol conflict, dat u zelf maar moet gaan lezen. Uiteindelijk komt het tussen
Quirinius en de Grauwers wel weer goed. Zo zijn sprookjes, zoals u weet.

Toen ik onlangs het boekje weer eens in handen had, herinnerde ik me, dat er een fragment in voorkwam, dat nog steeds actueel is.
Het vormt een omslagpunt in het verhaal. Quirinius is diepbedroefd, omdat hij niet begrijpt, waarom de Grauwers zijn goede bedoelingen maar niet willen zien. Het
is winter. Quirinius heeft een droom over vroeger, toen zijn grootmoeder hem een sprookje placht te vertellen. Het is een verhaaltje-binnen-het-verhaal. Oma
vertelt:

Ver weg in het noorden bestond een land waar koning Winter de baas was. Er woonde in dat land behalve koning Winter zelf maar één enkele onderdaan: een reus. Op zekere dag riep koning Winter de reus bij zich. 'Reus,' zei hij, 'ik heb vannacht een prachtige droom gehad, waarin ik heerste over heel de wereld. Welnu, ga heen naar mijn winterschuren, verzamel alle sneeuw en breid daarmee mijn grondgebied uit tot het overal stervenskoud is en mijn droom uitkomt. Keer dan terug en ik zal je rijkelijk belonen. De reus had geen goed gevoel over de opdracht, maar wist dat koning Winter geen tegenspraak duldde. Hij deed dus met tegenzin, wat die hem vroeg.

Na een maand keerde hij terug naar het hof.

'Heb je gedaan wat ik je bevolen heb te doen?' vroeg Koning Winter. 'Strekt mijn rijk zich uit tot de einden der aarde?' 'Helaas, vorst,' antwoordde de reus, 'het is mij niet gelukt. Ontsla mij van mijn opdracht. Koning Winter ontstak in toorn en vroeg de reus scherp om een verklaring. En hij deelde Koning Winter hoe hij aan de grenzen van het rijk begonnen was met het opeenhopen en aanstampen van sneeuw, maar medelijden had gekregen met de planten en bomen die kermden, terwijl hij ze vertrapte.

Koning Winter hoorde hem boos aan en schreeuwde: 'Je bent een nietsnut, Reus. Ga en doe wat ik je bevolen heb. Verwinter de wereld!’

Verdrietig ging de reus weer op weg, verzamelde sneeuw en trok naar de grenzen van het rijk. Na opnieuw een maand keerde hij weer, met droefheid in het hart. Hij knielde voor zijn vorst neer. Koning Winter vroeg opnieuw of de reus zijn taak ditmaal had uitgevoerd. Weer antwoordde de reus, dat het hem niet gelukt was en hoe hij had weer­stand ondervonden van de dieren die zich hevig hadden verzet met hun hoeven, hun scherpe geweien en slagtanden. En dat hij medelijden met hen gekregen had.

'Mietje! Slappeling!' riep koning Winter toornig. 'Ga! Voordat ik je koud maak! Verijs de wereld!’

De reus werd nu zeer bedroefd maar hij ging weer heen. Toen hij na weer een maand voor een derde maal terugkeerde, tastte hij op handen en voeten in duisternis, want hij was blind.

'Wat kruip je rond, reus? Wat mankeert je?' vroeg koning Winter. 'En…?’

'O vorst, wat u vraagt is niet mogelijk. Zie mijn blindheid en ontsla mij van mijn opdracht.'

En toen meldde hij, dat hij had geprobeerd de ijslaag uit te breiden daar waar de mensen woonden, maar die waren ten strijde getrokken, gewapend met duizenden grote, gele bloemen. En zij begonnen de zaden uit de bloemen te pellen en hem voor de voeten te strooien. Toen was er aan de hemel een stralend licht verschenen dat hem blijvend verblind had. En een stem sprak:

'Tot hier en niet verder, Reus. Driemaal ben je gekomen en driemaal is je missie mislukt. Keer nu terug naar koning Winter, en deel hem mee, dat hij nooit zal slagen in zijn opzet. Deze aarde is Mijn Werk. Ik heb haar niet alleen van een bestaan en leven voorzien, maar haar ook toegerust om elke bedreiging daartegen te boven te komen. Mijn aarde is veerkrachtig tot in elke vezel, tot zij zal ophouden te bestaan.'

Toen zweeg de reus en viel er een eeuwigheid stilte.

Daarna slaakte koning Winter een afgrijselijk ijselijke kreet die overging in een galm, zó luid en zó lang dat de aarde zelf begon te sidderen. En uit de mond van koning Winter ontstond een ademtocht, zo vrieskoud dat in heel zijn eigen rijk alles voor altijd tot ijssteen verhardde: de reus, de troonzaal, het paleis en ten slotte ook koning Winter zelf...

Een tijdje geleden heb ik in een droom Quirinius weer ontmoet. Hij was oud geworden en zat voor zijn huisje op een oude, hier en daar ingezakte driezitsbank. De lederen bekleding zag er niet uit. Quirinius keek nadenkend voor zich uit en rookte een pijpje. Zo hoort dat in sprookjes.

“Ha, schrijvertje” zei hij, “leuk dat ik je weer eens opzoek, vind je niet?”

Even keek hij ongemakkelijk, voelde met zijn hand achter zijn rug en trok een springveer uit een scheur.

“Kijk,” zei hij, “deze veer is nog steeds heel sterk, terwijl mijn bank versleten is. Aan de binnenkant huist de veerkracht. Mooi hè? Die spiraalvorm komt veel voor in de natuur, zoals in het hart van de zonnebloem, waar de pitten zitten. Een godswonder vind ik dat. Maar sommigen zien het anders.” En toen begon hij een heel relaas over de Fibonacci-reeks, het getal Φ, de Gulden Snede en raakte mijn droom de kluts kwijt tot ik wakker werd.

Voor wie het boekje zoekt, waarin Quirinius voorkomt: het is jammergenoeg alleen nog tweedehands te krijgen. Misschien wordt het tijd, dat BoekScout het opnieuw gaat uitgeven. Ik zal het er t.z.t. eens over hebben. U kunt zich hier vast melden, als u belangstelling hebt.

© Theo van de Wetering 2023


Twitter Facebook LinkedIn Volgen


Reacties

Ik heb het boekje nog altijd... :
;)

groetjes
marlene, op 12-01-24
De Marlene uit het kleine Belgische huisje… dankjewel

Spiraalkracht

Obsidiaanpauze

Spiraalkracht

Kort verhaal 2: Hanes en de spiegel (een kerstverhaal)

Schedelplaatsen: Jezus, Isis en Marioepol

Den Haag en het voâhbeizein van vroegâh