Metaforen en (opvoed)puzzels 2, of: zonder eendje géén konijntje
Hiernaast ziet u het hoofdpersoontje uit mijn voorleesboekje "Floor, het IJskonijn".
Wie het verhaaltje leest zal zich niet aan de indruk kunnen onttrekken, dat het hem of haar allemaal "ergens vaag bekend voorkomt". Dat is ook niet verwonderlijk, aangezien de thematiek overbekend is, namelijk die van "het lelijke eendje" uit het beroemde sprookje van H.C. Andersen uit het begin van de negentiende eeuw. Samengevat komt het erop neer, dat een zwanenei gelegd is in een eendennest en dat bij het uitkomen van het ei de boreling niet "klopt". Hij blijkt groot en lelijk en groeit niet op tot een welgeschapen eendje, waardoor hij als ongelukkig wezentje pas tot zijn recht komt als hij later een prachtige zwaan blijkt te zijn geworden. Het sprookje wordt wel gezien als metaforisch voor Andersen zelf, die een ongelukkige eenden-jeugd had en pas later een groot zwaan-schrijver bleek te zijn. Het was lijden tot de overwinning in het eigenlijke zelf. De ongelukkige wordt uiteindelijk toch gelukkig ondanks alles. Het was in Andersens tijd wellicht ook al een vaak gebruikt thema. En het komt telkens terug, voor en na hem. Plagiaat zouden wij nu zeggen. Hoe zit dat eigenlijk?
Singer-songwriter Eric Howard Carmen (1949) had in 1976 veel succes met twee hits ,die voor een deel “ontleend “ zijn aan muziek van Sergei Rachmaninov (Pianoconcert No. 2 en Symfonie No. 2). Misschien kent u er tenminste een van: "All by myself". Prachtig jatwerk (althans gedeeltelijk). Carmen dacht te maken te hebben met rechtenvrij werk, maar helaas, zó lang was Rachmaninow nu ook weer niet dood. Een geval van plagiaat dus. Carmen moest een schikking treffen met de erven van de componist. In de wereld van de (pop)muziek is dit geen geval op zich. Wanneer we ervan uitgaan, dat Eric Howard Carmen zich vergiste, dan is dit in de popmuziek vóór en na hem wel vaker gebeurd. Zo werd George Harrison schuldig bevonden aan het plegen van "onbewust plagiaat" bij het schrijven van zijn "My Sweet Lord" (1969), omdat er opvallende overeenkomsten waren met het liedje "He's so fine" van The Chiftons (1963). Het ging bij de rechtszaak hierover, zoals meestal, om geldelijk gewin. De zaak had een min of meer grappig vervolg, maar dat moet u zelf maar eens opzoeken en nalezen. De muziekwereld van toen en nu loopt over van navolgingen, al dan niet opzettelijk. Ieder werk lijkt in meer of mindere mate wel een beetje in de verte op dat van een ander, maar dan net weer toch ánders. Gek is dat helemaal niet. Geen mens, ook de componist niet, of de schrijver of de beeldend kunstenaar is immers een tabula rasa. Wij mensen zijn allemaal evolutionaire leerdieren en onze puzzel wordt van meet af aan gelegd, door onze fysieke en/of culturele voorgangers. Wij zijn allemaal vormen van gedeeltelijke plagiëring. En zo jatten we schaamteloos alles van elkaar: we eten wat we leren eten; we praten, en schrijven wat we geleerd hebben te praten en te schrijven. En we gedragen ons naar wat onze rolmodellen ons bewust en onbewust opdragen. Dat is in sommige gevallen niet altijd mooi of wenselijk en soms ook irritant of zelfs verwerpelijk, wanneer we rolmodellen treffen die ons de menselijkheid proberen af te leren. U kunt ze zelf wel bedenken en ik hoop, dat wij dan aan identieke voorbeelden denken.
Sinds de negentiende eeuw en de hang naar het romantisch individualisme proberen kunstenaars zich te onderscheiden van de medemens. Hij of zij is degene die zijn privé blikseminslag uit de "aether" opdoet (we kennen dat onder de naam inspiratie) en die als bijzondere taak heeft die inspiratie vorm te geven in een uniek kunstwerk. Met deze visie was de eis tot kunstenaars-originaliteit geboren. Tot in onze tijd hebben we daar de last van: als schrijver, componist of anderszins moeten we origineel zijn. Voldoen we aan die eis níet, dan zijn we op zijn minst van een bedenkelijk niveau of op zijn slechtst een dief van het intellectueel eigendom van een ander, behalve in het geval van pastiche.
In de tijd van de Renaissance en de Barok was het een eer om bekende thema's te gebruiken om het in een eigen werk aan te passen aan de eigen tijd (imitatio) en het door eigen toevoegingen naar een beter werk om te vormen (emulatio). Het was de kunst de meester van het voorbeeld te overtreffen. Want de navolger reikte verder in kennis en beschaving dan de voor(beeld)ganger . Niks geen plagiatio, maar evolutio.
Terug naar het ijskonijntje van mij en het eendje van Andersen.
Het boekje "Floor het IJskonijn" is geen imitatie en zeker geen emulatie van het sprookje van Andersen. Daarvoor ben ik een te gering schrijver en is hij een te groot voorbeeld. Ik wil mij nederig opstellen in dezen. Toch zijn Andersens eendje en mijn konijntje verwant. Andersens verhaal zingt in mij rond sinds ik het ken en dat is heel erg lang geleden. En ook het thema van de ongelukkige in een foute setting. Konijntje Floor is ongelukkig als konijn: geboren met veel te grote oren en een wit velletje (de andere konijntjes zijn allemaal bruin). En ook wordt Floor net als Andersens eendje uiteindelijk gelukkig. Er is echter één verschil. Bij Andersen is er voor het eendje geen rol weggelegd betrekking hebbend op wat er gebeurt in de Umwelt. In mijn boekje is er een rampje nodig dat Floortje tot held maakt en haar acceptatie door de anderen én zichzelf bewerkstelligt. Maar laat dít duidelijk zijn: geen konijntje van mij zonder het eendje van Hans Christian Andersen.