Boekscout Auteursblog - verhalen van en door auteurs

Obsidiaanpauze

Obsidiaanpauze

Obsidiaanpauze. Een mooi woord voor de kwis “2 voor 12” mits het bestaat. Helaas…teveel letters en een privé-neologisme. Gelukkig bestaan de samenstellende delen wel: obsidiaan en pauze. Met het eerste ben ik bezig: “Obsidiaan”, werktitel van een nieuw boek. "O,” zegt de familie, "dáár ben je dus de hele tijd mee bezig. We dachten al, je reageert hoegenaamd nergens meer op. Ben je doof, of zo? Maar nu begrijpen we het: je bent weer eens verzonken in een eigen meesterwerk." En inderdaad: er is weer eens een (o zelfspot!) Magnum Opus in de maak. Kort gezegd komt de inhoud ervan neer op het volgende. Hoofdpersoon, een dromerige jongeman, die na veel zittenblijven eindelijk is doorgedrongen tot de eindexamenklas, vindt op zeker moment een door zijn grootmoeder vertaald autobiografisch levensverhaal van een Mexicaanse halfbloed uit de zestiende eeuw, een kind van Hernan Cortés, Spaans conquistador en… ach, laat ook maar. Gaat u het boek maar lezen als het af is. Trekt u zich alstublieft niets aan van mijn afschrikwekkende voorbeschouwing. Ik bedoel het goed met u, en als het boek straks af is, zal het lezenswaardig zijn. Ik garandeer dat, want ik heb al wel meer lezenswaardige boeken voor goede lezers geschreven. Kijkt u maar bij de gewone boekhandel, De Slegte of Boekwinkeltjes. Of liever nog: koop de recente gewoon hier, bij Boekscout. Intussen is "Obsidiaan" nog verre van voltooid en ziet het “verhaalland” aan de horizon er heel anders uit dan ik nu vermoed dat het er uitziet. Bij beetjes trekt de mist al op en zie ik verder dan eerst, maar soms is het goed even de zeilen te strijken en te pauzeren alvorens verder te varen. Pauze dus, Obsidiaanpauze. Maar stilzitten is geen sinecure voor schrijvers. Zij móeten schrijven.Gelukkig werd jongstleden tijdens buien van neerslachtige ledigheid mijn aandacht getrokken door een nieuw en handig "hulpmiddel": Artificial Intelligence, A I of EEJ AAJ. Omdat ik nog een hele stapel affe en onaffe gedichten liggen heb liggen, dacht ik: laat ik met die hulprobot eens iets aan die stapel doen, wie weet leer ik er iets van. Maar, dacht ik vervolgens, laat ik het me niet al te makkelijk maken, want dan is de lol er gauw af. Ik ken mezelf. Ik zocht dus een niet al te lange, wat cryptisch geformuleerde tekst die wat interpretatie betreft verschillende kanten uit kan. Ik dacht: geef chatGTP de opdracht die te vertalen en zie dan maar verder. Natuurlijk moet het in een taal zijn die ik (een beetje) beheers. Dus kwam ik uit op het Frans. Ik heb daar in een grijs verleden examen in gedaan en weet er bijna genoeg van om er (een beetje) vertaalkunstig mee te kunnen spelen, vermoedde ik. Vooruit maar. En hierna staan de resultaten van een toch wel amusant-leerzaam gesprek tussen mij en chatGTP over een een gedichtje voor mijn nieuwe bundel. Wat zegt u? Nee nee, die is ook voorlopig nog niet af!Uitgangspunt, Nederlands, poëtisch tekstje:Als AchterbergIk droomde dat je mij hier kwam bezoeken mij oproepen uit de stille dood omhoog en hoe jij psalmodisch orakelwoorden sprak uit heel verleden bijbelboekenMaar ik lig voor altijd ten dode toe, onbevoegdheid om te verrijzen geketend in mijn cellenEerste vertaling door chatGTP:• Comme Achterberg J’ai rêvé que tu venais à moi, me visiter, m’appeler hors de la mort silencieuse, vers le haut – et que tu psalmodiais des paroles d’oracle tirées de vieux livres bibliques oubliés. Mais je demeure à jamais voué à la mort, incapable de renaître, enchaîné dans mes cellules.Onze overwegingen en aanpassingen: ____ Ik heb "vieux livres bibliques oubliés" gebruikt om de idee van "heel verleden bijbelboeken" iets poëtischer weer te geven. Laat me weten wat je ervan vindt! ? 4o • Je zei: incapable is niet onbevoegdheid; en verrijzen is iets anders dan renaître... • ChatGPT zei: Goede observatie! Hier is een verbeterde versie waarin ik "onbevoegdheid" en "verrijzen" nauwkeuriger vertaal: ____ Comme Achterberg J’ai rêvé que tu venais à moi, me visiter, m’appeler hors de la mort silencieuse, vers le haut – et que tu psalmodiais des paroles d’oracle tirées de livres bibliques d’un autre temps. Mais je demeure à jamais voué à la mort, sans mandat pour ressusciter, enchaîné dans mes cellules. ____ Hier heb ik: • "sans mandat pour ressusciter" gebruikt voor "onbevoegdheid om te verrijzen," omdat "mandat" de idee van een autorisatie of een goddelijk bevel kan suggereren. • "ressusciter" gekozen in plaats van "renaître," omdat het beter past bij de context van opstanding. Wat vind je hiervan? ? 4o • Je zei: in "verleden" zit meer nog dan dat ze uit een andere tijd stammen. Graag meer in de richting van "voorbijgegaan", zoals in "overleden" • ChatGPT zei: Goede nuance! Hier is een verfijnde versie die dat beter weergeeft: ____ Comme Achterberg J’ai rêvé que tu venais à moi, me visiter, m’appeler hors de la mort silencieuse, vers le haut – et que tu psalmodiais des paroles d’oracle tirées de livres bibliques révolus. Mais je demeure à jamais voué à la mort, sans mandat pour ressusciter, enchaîné dans mes cellules. ____ "Révolus" drukt beter uit dat deze bijbelboeken niet alleen oud zijn, maar ook voorgoed voorbij, zoals in "temps révolu." Dit sluit mooi aan bij de sfeer van het gedicht. Wat denk je? ? 4o • Je zei: Zo is het goed, denk ik • ChatGPT zei: Mooi! ? Fijn dat deze versie goed aanvoelt. Als je later nog iets wilt verfijnen, laat het me gerust weten. Veel plezier met je verdere reflectie op de tekst! ?✨ 4o • Je zei: Mooie samenwerking, hoor • ChatGPT zei: Dank je! ? Ik vond het ook een mooie, nauwkeurige wisselwerking. Heel fijn om zo met taal en nuance bezig te zijn! Als je nog eens zo'n vertaal- of taaluitdaging hebt, sta ik klaar. ?? 4o • Je zei: Fijn. • ChatGPT zei: Leuk om te horen! ? Als je nog eens iets hebt, weet je me te vinden. Veel inspiratie gewenst! ✨___Nu verwacht u vast, dat ik uit dit spelletje de een of andere les heb geleerd, een conclusie heb getrokken of iets dergelijks. Voorlopig ben ik alleen maar verrast. Maar ik kon het niet laten u als lezer of wellicht medeschrijver deelgenoot te maken van een merkwaardig soort samenwerking die op mijn pad is gekomen en waarmee ik en een andere dichter wellicht "iets kan". Misschien moet ik eerst nog wat verder experimenteren met vriend chatGTP, ook op andere vlakken. Misschien kan hij van de naam Donald Trump een paar lachwekkende anagrammen maken. Jammer dat ik hem niet kan leren theezetten. Verder is het wel een verrijking. Als "rijk" maar niet ook teveel "lui" inhoudt, want het gaat schrijversleven moet wat mij betreft wel een beetje lijden blijven.
Spiraalkracht

Spiraalkracht

Ongeveer vijfentwintig jaar geleden verscheen er in onze streekkrant een bericht, waarin de gemeente meedeelde een bedrag beschikbaar testellen voor het onkruidvrijhouden van de trottoirs. Er was een bedrag van eenpaar ton mee gemoeid. Op gezette tijden zouden mannen met roterendeborstelmachientjes al het opschietend groen uit de tegelvoegen verwijderen. En ja hoor, de borstelmannen kwamen er. De werkmachientjes stonken als bromfietsenen maakten veel lawaai. Ik interpreteerde dit verschijnsel in mijn mooie,groene woongemeente Z. als oprukkend abject grotestadsdenken.Ik heb toen een boekje geschreven, een min-of-meer sprookje met ironische referenties, waarin twee dorpjes, Gruun en Grauw, voorkomen. Hetene dorpje, vol natuurweelde, produceert voedsel voor het andere, een betegelde wereld van natuurloze reinheid. De financiële onuitputtelijkheid van hettegeldorp houdt het een en ander keurig in misstand. Iedereen leeft nagenoeg tevreden, tot een zekere Quirinius uit Gruun (het groene dorp) besluit te gaan verhuizennaar Grauw (de tegelwereld). U kunt op uw stadsschoenen aanvoelen, dat het dan mis gaat. Quirinius krijgt een huis, verwijdert tegels, begint een tuin enkrijgt het erg aan de stok met de Grauwers. Er ontspint zich een verhaal vol conflict, dat u zelf maar moet gaan lezen. Uiteindelijk komt het tussenQuirinius en de Grauwers wel weer goed. Zo zijn sprookjes, zoals u weet.Toen ik onlangs het boekje weer eens in handen had, herinnerde ik me, dat er een fragment in voorkwam, dat nog steeds actueel is.Het vormt een omslagpunt in het verhaal. Quirinius is diepbedroefd, omdat hij niet begrijpt, waarom de Grauwers zijn goede bedoelingen maar niet willen zien. Hetis winter. Quirinius heeft een droom over vroeger, toen zijn grootmoeder hem een sprookje placht te vertellen. Het is een verhaaltje-binnen-het-verhaal. Omavertelt:Ver weg in het noorden bestond een land waar koning Winter de baas was. Er woonde in dat land behalve koning Winter zelf maar één enkele onderdaan: een reus. Op zekere dag riep koning Winter de reus bij zich. 'Reus,' zei hij, 'ik heb vannacht een prachtige droom gehad, waarin ik heerste over heel de wereld. Welnu, ga heen naar mijn winterschuren, verzamel alle sneeuw en breid daarmee mijn grondgebied uit tot het overal stervenskoud is en mijn droom uitkomt. Keer dan terug en ik zal je rijkelijk belonen. De reus had geen goed gevoel over de opdracht, maar wist dat koning Winter geen tegenspraak duldde. Hij deed dus met tegenzin, wat die hem vroeg.Na een maand keerde hij terug naar het hof. 'Heb je gedaan wat ik je bevolen heb te doen?' vroeg Koning Winter. 'Strekt mijn rijk zich uit tot de einden der aarde?' 'Helaas, vorst,' antwoordde de reus, 'het is mij niet gelukt. Ontsla mij van mijn opdracht. Koning Winter ontstak in toorn en vroeg de reus scherp om een verklaring. En hij deelde Koning Winter hoe hij aan de grenzen van het rijk begonnen was met het opeenhopen en aanstampen van sneeuw, maar medelijden had gekregen met de planten en bomen die kermden, terwijl hij ze vertrapte.Koning Winter hoorde hem boos aan en schreeuwde: 'Je bent een nietsnut, Reus. Ga en doe wat ik je bevolen heb. Verwinter de wereld!’Verdrietig ging de reus weer op weg, verzamelde sneeuw en trok naar de grenzen van het rijk. Na opnieuw een maand keerde hij weer, met droefheid in het hart. Hij knielde voor zijn vorst neer. Koning Winter vroeg opnieuw of de reus zijn taak ditmaal had uitgevoerd. Weer antwoordde de reus, dat het hem niet gelukt was en hoe hij had weer­stand ondervonden van de dieren die zich hevig hadden verzet met hun hoeven, hun scherpe geweien en slagtanden. En dat hij medelijden met hen gekregen had.'Mietje! Slappeling!' riep koning Winter toornig. 'Ga! Voordat ik je koud maak! Verijs de wereld!’ De reus werd nu zeer bedroefd maar hij ging weer heen. Toen hij na weer een maand voor een derde maal terugkeerde, tastte hij op handen en voeten in duisternis, want hij was blind.'Wat kruip je rond, reus? Wat mankeert je?' vroeg koning Winter. 'En…?’'O vorst, wat u vraagt is niet mogelijk. Zie mijn blindheid en ontsla mij van mijn opdracht.'En toen meldde hij, dat hij had geprobeerd de ijslaag uit te breiden daar waar de mensen woonden, maar die waren ten strijde getrokken, gewapend met duizenden grote, gele bloemen. En zij begonnen de zaden uit de bloemen te pellen en hem voor de voeten te strooien. Toen was er aan de hemel een stralend licht verschenen dat hem blijvend verblind had. En een stem sprak:'Tot hier en niet verder, Reus. Driemaal ben je gekomen en driemaal is je missie mislukt. Keer nu terug naar koning Winter, en deel hem mee, dat hij nooit zal slagen in zijn opzet. Deze aarde is Mijn Werk. Ik heb haar niet alleen van een bestaan en leven voorzien, maar haar ook toegerust om elke bedreiging daartegen te boven te komen. Mijn aarde is veerkrachtig tot in elke vezel, tot zij zal ophouden te bestaan.'Toen zweeg de reus en viel er een eeuwigheid stilte. Daarna slaakte koning Winter een afgrijselijk ijselijke kreet die overging in een galm, zó luid en zó lang dat de aarde zelf begon te sidderen. En uit de mond van koning Winter ontstond een ademtocht, zo vrieskoud dat in heel zijn eigen rijk alles voor altijd tot ijssteen verhardde: de reus, de troonzaal, het paleis en ten slotte ook koning Winter zelf...Een tijdje geleden heb ik in een droom Quirinius weer ontmoet. Hij was oud geworden en zat voor zijn huisje op een oude, hier en daar ingezakte driezitsbank. De lederen bekleding zag er niet uit. Quirinius keek nadenkend voor zich uit en rookte een pijpje. Zo hoort dat in sprookjes.“Ha, schrijvertje” zei hij, “leuk dat ik je weer eens opzoek, vind je niet?”Even keek hij ongemakkelijk, voelde met zijn hand achter zijn rug en trok een springveer uit een scheur.“Kijk,” zei hij, “deze veer is nog steeds heel sterk, terwijl mijn bank versleten is. Aan de binnenkant huist de veerkracht. Mooi hè? Die spiraalvorm komt veel voor in de natuur, zoals in het hart van de zonnebloem, waar de pitten zitten. Een godswonder vind ik dat. Maar sommigen zien het anders.” En toen begon hij een heel relaas over de Fibonacci-reeks, het getal Φ, de Gulden Snede en raakte mijn droom de kluts kwijt tot ik wakker werd.Voor wie het boekje zoekt, waarin Quirinius voorkomt: het is jammergenoeg alleen nog tweedehands te krijgen. Misschien wordt het tijd, dat BoekScout het opnieuw gaat uitgeven. Ik zal het er t.z.t. eens over hebben. U kunt zich hier vast melden, als u belangstelling hebt.© Theo van de Wetering 2023
Kort verhaal 2: Hanes en de spiegel (een kerstverhaal)

Kort verhaal 2: Hanes en de spiegel (een kerstverhaal)

Het onderstaande verhaal wordt dezer dagen in een tijdschrift geplaatst. Ik heb de smaak te pakken. Veel leesplezier. Ondanks wereldleed wens ik de lezer een goede Kerst toe!Hanes en de spiegel(een kerstvertelling)Er was eens een prins en die was een misbaksel. Dat zei tenminste zijn vader, de koning. De moeder stierf bij de geboorte. Het was eind december, bijna Kerst. Men noemde de jongen Victor Johannes. Victor Johannes groeide slecht. Het ventje had merkwaardige ogen: het ene groen, het andere grijs. Toen hij drie werd sprak het prinsje nog steeds niet. Niemand wist, wat het kind mankeerde.De gefrustreerde koning wilde wel wraak te nemen, maar op wie? Dus moest het kind het ontgelden. Eerst vernederde hij het met een andere naam: Hanes. Mooi zat.Daarna werd Hanes in de kelder opgesloten. Zijn vader dacht: laat hem maar doodgaan. Maar Hanes ging niet dood. Daar waren paleisknecht, Peter en zijn vrouw, die hem heimelijk te eten gaven. Zelf hadden zij geen kinderen. Iedere dag verzorgden zij Hanes alsof het een kind van henzelf was. Later knipte Peter af en toe de haren van het jongetje. Dan zong hij kinderliedjes voor Hanes: Een, twee, drie, vier, hoedje van … Zo leerde Hanes tellen. Tot tien. Voor dat harenknippen had Peter altijd een spiegel bij zich. Als het knippen gedaan was, konden ze samen het resultaat daarin bekijken.Toen Hanes eens vroeg, wie hem daar eigenlijk aankeek, zei Peter: jij. Hanes zei: “Mag ik de spiegel houden?” Vanaf dat moment keek hij zichzelf vaak in de ogen en zei: ”Ik”.Ook ontdekte hij een lichte vlek op de muur begon die begon te dansen, als er zonlicht op de spiegel viel.En er kwam oorlog in het land. Een vijandelijke vorst trok met soldaten de grens over en krijgsbenden verwoestten het land. Ook het koninklijk kasteel werd belegerd. Men nam de koning gevangen en onthoofdde hem. Peter liet Hanes uit de kelder en zei: “Snel, vlucht!” Hanes vluchtte. Zijn spiegel nam hij mee. Hij liep uren tot hij in een dicht woud kwam. Daar woonde de kluizenares Theresia. Hanes klopte bij haar aan en vroeg om een schuilplaats.Theresia zei, dat hij bij haar mocht onderduiken tot de oorlog voorbij was. In ruil daarvoor deed hij kleine klusjes. De kluizenares zelf bracht de dagen door met het overschrijven van een dik boek. Toen ze zag dat Hanes nieuwsgierig was, vroeg ze: “Wat denk je dat ik overschrijf?”“Dat weet ik niet. Ik kan niet lezen. Wel tellen. Tot tien.”“Tien. Dat is dan mooi. Ik heb de tien belangrijkste leefregels overgeschreven. Ze zijn ons gegeven om goede mensen te worden. Ik zal ze je voorzeggen. Jij moet ze dan uit het hoofd leren en maar weer gaan doorvertellen, zodra de oorlog voorbij is.” Toen de oorlog voorbij was nam Hanes zijn spiegel en ging. Hij was intussen 18 jaar oud.Hij dacht: Ik ga doen, wat Theresia mij heeft opgedragen. Zo kan ik meehelpen aan een betere wereld.En Hanes ging op reis. En hij nam overal slechtheid waar onder mensen. Hij zag soldaten andere soldaten doden. Verontwaardigd hield hij hun zijn spiegel voor en zei: “Jullie mogen niet doden. Regel 6! Ieder mens is precies als jij.”Maar de soldaten lachten hem uit. De kapitein joeg Hanes weg.En Hanes kwam op een feest waar mensen over elkaar de smerigste leugens vertelden. En hij zei: “Kijk hier, kijk naar jezelf. Spreek geen kwaad van medemensen. Nummer negen!” En hij kwam op een plaats waar list en bedrog hoogtij vierden. Hij stak zijn spiegel omhoog en riep: “8! Kijk in mijn spiegel en zie wie je te kort doet!” En zo reisde Hanes zijn leven lang als een profeet door de wereld. Maar nergens werd naar hem geluisterd en overal werd hij bespot en verjaagd.Hoe langer hoe meer begon hij te twijfelen aan de zin van wat hij deed. Hij trouwde niet en werd zeer eenzaam. Bijna Kerst. Er valt veel sneeuw. Daar gaat Hanes. Hij is oud en moe. Zijn ogen zien slecht. Zijn voetafdrukken verdwijnen telkens onder weer nieuwe sneeuw. Voetstappen verlies je één voor één, denkt hij, en zo verdwijn je. Dan nadert in de verte een vreemde man, gehuld in een cape. Hij wenkt. De man heeft een vriendelijk gezicht.“Dag Hanes.”“Wie bent u?”“Mijn naam is Dood.”“Hoe kent u mijn naam? Zoekt u mij? Bent u DE Dood?” vraagt Hanes.“Ik zoek nooit,” zegt Dood, “ik ontmóet te bestemder tijd. Jij verbergt onder je jas een spiegel, nietwaar?” Hanes knikt, toont Dood zijn spiegel en vertelt over zijn missie.“Ik toon de mensen wie ze zijn en hoe ze beter kunnen leven.”“Een mooi streven, maar toch. Ik zie dat je twee verschillende ogen hebt. Welk oog is grijs, het linker of rechter?”“Links is grijs.”“Kijk nu eens in je spiegel. En nu?”“Rechts!” riep Hanes verbaasd. “Maar het ís links! Hoe kan dat?”“Doordat je in spiegels denkt te zien, wat je wilt zien. Nooit de werkelijkheid. Nooit wie je bent. Een spiegel kan eigenlijk alleen het licht, dat erop valt weerkaatsten of van richting veranderen. Dan danst het op de muur.”“Kijk jijzelf nooit in een spiegel, Dood?”“Nee. Ik heb geen spiegelbeeld. Ik geef geen licht. Laten we gaan. Ze wachten op je.”Dan neemt Dood Hanes bij de hand. Samen gaan ze diep het bos in waar het donker wordt. Hanes voelt plotseling een zware loomheid in zijn benen.Hij zou Dood nog vragen willen stellen. Over de tien leefregels, bijvoorbeeld. Of zijn leven. Maar hij doet het niet. Hij denkt het al wel te weten.Hij mompelt voor zich heen: voor niets, voor niets, alles voor niets…“Nee,” zegt Dood, “Nee, Hanes, niets is zinloos. Altijd laten gebeurtenissen de wereld een beetje verschuiven en daar gaat het om.” Een poosje zwijgen ze en wordt het diep nachtzwart in het bos.Dan staan zij plotseling voor een hoge poort. Dood klopt aan. Een poortwachter doet open en begroet hen.“Kijk eens aan, daar ben je. Victor Johannes. Kom binnen, kom binnen! Eerst maar die oude schoenen uit en die spiegel weg. Hierbinnen is de grond heilig en het Licht zo oogverblindend, dat spiegels ervan kapot springen. Zal ik je voorgaan?”©Theo van de Wetering, 26-10-2022
Schedelplaatsen: Jezus, Isis en Marioepol

Schedelplaatsen: Jezus, Isis en Marioepol

Hieronder vindt u een drietal "drieluiken", maar dan in tekstvorm. Elk drieluik heeft een voorkant die uit drie paneeltjes bestaat (=3 strofes) en een "achterkant" (d.w.z. als het drieluik gesloten is) Ja, het is wat ingewikkeld, maar dat is dan maar zo. Ik schreef er twee in het verleden, waarvan het eerste over de kruisiging van Jezus gaat en de tweede over soortgelijke marteldood onder het bewind van IS. Nu in de OekraÏne de grote stad Marioepol en soortgelijke "dood" is overkomen heb ik gemeend er een derde drieluik aan te moeten toevoegen. Het zijn geen mooie en ook geen poëtische gedichten. Wel is er een cynische grondtoon. Die vond ik nodig.De eerste twee drieluiken verschenen al in de bundel "Stand van Zaken", Boekscout, 2018 Schedelplaatsen (3 drieluiken)1 Jezus(voorzijde)Ze zeiden dat hij zich rustig hieldtoen ze de tegel boven zijn hoofdplaatsten, die gekke tekst,onjuist bovendien: koningHij droeg niet meer dan een witen goed verhandelbaar gewaadmooie soldatenbuit vooreen soldatenbruidZe schimpten dronken roldende stenen en daarnakruisiging(achterzijde)Er was weinig afschuw laterover botbrekend geweldof een lans in het lijf… en ging men overtot de orde van de dag2 Isis(voorzijde)Ze zeiden dat hij zich rustig hieldtoen hij de boodschap uitsprakhem aangereikt: kijk mister president,zie uw onderdaan.Hij droeg niet meer dan een oranjeoverall, onbruikbaar nadien.Ze schimpten adrenaline, slepen messen:kijk ongelovigen wij bootsenoude gebruiken na en dankop eraf(achterzijde)Er was afschuw even maarelders over een losgesneden hoofd… en ging men overtot de orde van de dag.3 Marioepol(voorzijde)Ze zeiden dat ze rustig geworden wasnadat ze zo lang met bommen hadden gegooiddat er alleen nog flarden warenvan uitgerookt beton aan kromgetrokken stalen binten.Zeggende ach,Stad van de Gezegende,Maria Gratia Plena:overwegende hoe je met een naamkunt vloeken.Ze schimpten: broeders, zusters, hondenen daarna tanks erover(achterzijde)In ons groeide schuwte. Wij konden niet anders danzwijgend overgaantot een volgende dagvan ordeloze kou.© Theo van de Wetering, 2022
Den Haag en het voâhbeizein van vroegâh

Den Haag en het voâhbeizein van vroegâh

Hoewel ik al ruim veertig jaar in Zoetermeer woon en werk(te), voel ik mij toch meer verbonden met Den Haag dan met het Boterdorp. Eigenlijk moet ik het nog anders zeggen, want ook het huidige Den Haag is niet overal meer mijn Den Haag. Ik voel mij verbonden met het Den Haag uit de tijd dat ik er woonde. Nóg beter: met het door mijzelf geromantiseerde beeld van het Den Haag van mijn jeugd. Let wel: geromantiseerd is niet hetzelfde als gepositiveerd, mooier gemaakt. Ik kom nog maar even terug op de tijd van schrijvers als Andersen (zie een vorig blog). We hebben het over de 19e eeuw. Na het optimisme van de Verlichting duikt de westerse cultuur dan eerst onder in een zee van smart: de periode van de Duitse Sturm und Drang en de Weltschmerz van de Romantiek. Romantiseren in dit verband is niets anders dan het vergroten en verhevigen van gevoelens van de mens ten aanzien van zijn omgeving. Mooier maken kán; lelijker ook. In ieder geval wordt in die periode blijdschap BLIJDSCHAP en verdriet VERDRIET. U kent misschien wel de uitspraak: Himmelhoch jauchzend und zum Tode betrübt, waarmee men iemands romantische gemoedsgesteldheid kon benoemen. Ook nu hebben wij er allemaal wel eens last van: je schooltijd was klote, maar als je lotgenoten spreekt uit die tijd valt er gezamenlijk ALTIJD over te lachen of te zuchten. Zelfs aan de meest griepse docenten of een forse vechtpartij wordt met lachend venijn teruggedacht. En dat kan allemaal, omdat het voorbij is. We hebben de krenten uit de herinneringspap bewaard en de rest is vergeten. We hebben er geen last meer van. Het mooiste voorbeeld hiervan is voor mij nog altijd, wat Paul van Vliet schreef over zijn schoolperiode op het Christelijk Gymnasium aan de Groot Hertoginnelaan (eigenlijk 2e Sweelinckstraat) te Den Haag. “We hebben wél gelachen”. Zoek het maar eens op, het is te vinden op YouTube.Bladerend door mijn dichtbundeltjes kwam ik mijn eigen selectieve romantisering van kindertijd en jeugd in Den Haag tegen. Zelfs het onbeduidende feit, dat mijn moeder mij in bad deed is in een gedicht door de schrijver (ik) buitenproportioneel vergroot: Opnieuw in badGeen schuimkop geen bruis,bad uit de jeugd,teilen van zinkwasbeurten thuisafgedroogd aan de huidruwe handdoek vooruitgeen gezeur geen voorhuidalles droogt bij de pijpvan de kachel in kachelpoetslang lang gepoetst ja uit het verleden nog steedshet verlangen naar ruitjes van mica de haarden het opschudden aslavan sintels enouderlijk huis Alles droevigpuingruisDiepere treurnis dan deze bestaat er niet in het leven van een ventje. Wat is er nog aan herinnering in terug te vinden? Lastig te zeggen. Misschien wat feitjes: een zinken teil, een haard, mica ruitjes. Verder niets. Gevoelens en ervaringen? Nee, natuurlijk niet, zou ik willen zeggen. Ik was niet ouder dan een jaar of drie. Het is een vertekend beeld van waarschijnlijk niet eens een werkelijkheidsbeleving, hoewel in de gebeurtenis van toen de de wortels gezocht moeten worden.Nog zo'n geromantiseerde bad-ervaring (ik was toen 12+ of zoiets), bijna een sprookje uit Noord-Spanje, is het volgende gedicht:BadhuisEr was eens een paleis,een koninkrijk van baden baden reiniging in meervoudja er waren meer van zulke arbeidersplaatsen koninklijke wasplaatsenin Den Haag, aan de Escamplaan het ontving welwillend vuil van pelgrimsdie zich schoorvoetend over de drempel waagden en gereinigd wenstente wordengeen wierookvat zwaaide er door de ruimtegeen schelpenreis was er voor nodigToch was er biecht van vuige zonden: sommen die je had verzuimdte maken (optellen) meer nog het aftrekken in het geniep.Zo was het paleis van Baden Badengrootser dan het huis waarin je woondekoninklijker dan de straat, de wereld en wanneer je het bordes afdaalde lag weer de zee van dagelijks leed en ouders aan je voeten.Toch leefde je nog langdaarna.Die romantische Haagse jeugd heeft een kritisch leeftijdspunt. Dat kwam rond mijn 17e levensjaar, een eerste, serieuze jeugdliefde, Sgt. Pepper en opmaten naar het eindexamen. Daarna was ik volwassen, voor zover dat lukte. Het dromen over een carrière in de muziek (zie de foto boven) bleef nog even, net als het haar op mijn hoofd:16 en 19We waren 16 en 19 inde Gabriël Metsustraat,Schilderswijk, Den Haag,heilig oord.Ouders stakenuit voelsprieten van zuivere liefde,maar in die jarenvoelden wij alleen, en vrijden rijkelijk.We rookten, wierookten in dat dubbel bovenhuis,draaiden oudjes een loer,want wij waren ware liefde, konden zingen:We’ve got a wave in the air;We’ve got a line in the sky:radar love. Ach, de breiende moeder, de mijmerende vader ook in stille stoel voor de prille tv, bij de kachel, sigarettenhulzen vullend met tabak(wil je ook even draaien?)Mijn God inderdaadwe waren 16 en 19 jaar oud in de Gabriël Metsustraaten de hemel werd één warme golflengte als ik terugfietste naarhet ouderlijk huisDe gedichten zijn verschenen in de bundel "Verderop een mespuntje zee" (heruitgave 2020)
De Tovernotenboom 3  English nuts for sale

De Tovernotenboom 3 English nuts for sale

Iemand zei: Die Tovernotenboom van jou lijkt wel een beetje op de verhalen van Roald Dahl. Ik bedankte voor het compliment maar vond het eigenlijk teveel eer. Ik begreep wel wat de reden van de opmerking was. De grote Engelse auteur van o.m. Mathilde en de GVR is de man geweest die de boosaardigheid en het onfatsoen tot (humoristische) motieven in het kinderboek verhief. Het paste in de naoorlogse tijd. Annie M.G. Schmidt was de Roald Dahl van Nederland. En dan hebben we natuurlijk Astrid Lindgren met haar Pipi Langkous. Het is dus geen wonder dat de trollen uit mijn boekje het liefst voor hun ontbijt kinderen kluiven, Een beetje sprookjesgruwel moet er zijn, al was het alleen maar om het gelukkige einde reliëf te geven.De opmerking van de persoon hierboven lokte ook nog wel iets heel anders uit, iets wat met de taal te maken heeft.Ik denk dat iedereen wel eens last heeft van het volgende. Je hoort het begin van een liedje, of een tekstregel, en je raakt dat deuntje of die regel de hele dag niet meer kwijt. Snollebollekes. Als de lente komt... Heb je even voor mij... Het enige wat je kunt doen, is het pesterige wijsje zelf heel hard zingen. Muzikaal je neus snuiten. Zoiets.Toen iemand Roald Dahl had genoemd, was daarmee in mijn hoofd ook als het ware de schakelaar Nederlands/Engels omgezet. Nederlands: "In het Verre Bergenland (...)" ; Engels: "In the land of Far Away Mountains (...)"....En laten we wel wezen: De eerste regel van De Tovernotenboom is in het Engels veel... ja veel wát eigenlijk? Sprookjesachtiger? In de popmuziek heeft dat natuurlijk altijd al zo gewerkt. Teksten als "Ik wil je hand vasthouden" en "Schud je schatje" of "Springend Jaap Vlees" zijn natuurlijk idioot, behalve in het Engels. In het Engels komen er hits van. Maar goed, terug naar mijn boekje.Dat Engels gaf de woorden voor mijn gevoel een ander karakter. Alsof dat land in het Engels veeeel verder lag, onherbergzamer en romantischer was. Iets wat meer nieuwsgierigheid uitlokte dan in het Nederlands:Oh yeah, the Far Away mountains, what's going to happen over there? Tell us, please.Voor ik het goed en wel doorhad, stond er een eerste couplet:In the land of Far Away Mountainslive two little sisters free,in a little cosy cottagenear an awesome note nut tree:Emma-Lee a girly dreamerand her power sister Elo-Dee.En als ik dan eenmaal begonnen ben, is het hek van de dam..en wie A gezegd heeft...Opnieuw aan het schrijven dan maar. Ik zou het toch niet kunnen laten. Eens kijken of ik "De Tovernotenboom" ook in fatsoenlijk Engels op het papier kon krijgen. Niet helemaal onverwacht kwam er iets van terecht. Een vertaling is het niet geworden, dat werd iets stijfs en onmuzikaals. Dan maar een hertaling. Dat lukte. En hoe langer ik ermee bezig was, hoe leuker ik het ging vinden om het verhaaltje nog weer eens trollig, maar dan anderstrollig, Engelstrollig op te schrijven. Nog een tikkie meer Dahl misschien?“♪Meat, meat, children’s meat,fat and boneless, good to eat,Softly, softly, hush my feet,they must not hearthat we are near♪”“♪Oh my nose, let’s go sniff and seewhere there’s children, one, two, three,for chipper’o and chipper’ee ♪”(no one knows what that may be).Eng hé? Maar genoeg verklapt nu. Wie meer wil, moet na 7 juli gauw naar de winkel om het boekje te kopen, Het is geschikt om voor te lezen aan kinderen van ongeveer 5-9 jaar."The Magic Note Nut Tree"En, o ja, neem dan ook meteen maar die leuke Nederlandse vertaling mee. Ik hoor graag welke jullie het beste vinden.En, o ja, luister vooral ook eens naar het stuk van Benjamin Britten, "Phantasy Quartet" Daarmee is het immers allemaal begonnen.
De Tovernotenboom 2- van strip-operaatje tot sprookje

De Tovernotenboom 2- van strip-operaatje tot sprookje

Hoe nu verder? Er bestond een tot de verbeelding sprekend muziekstuk "Phantasy Quartet" en er was spreektekst die daarmee een interactie zou moeten hebben. De vraag was, of dat allemaal zomaar mocht. Was het geoorloofd iemand tijdens de uitvoering iets te laten zeggen, roepen of zelfs zingen. En, als dat laatste (zingen) níet mocht, mochten die andere dan wél? Was met andere woorden het intellectueel eigendomsrecht van Benjamin Britten in het geding als we pauzes in de uitvoering inlasten om een tekst te laten zeggen of waren we bezig met een eigen nieuw stuk? Navraag bij Buma/Stemra bracht geen uitkomst, de uitgever van een bevriend componist wist het ook niet. De zaakwaarnemer voor de erven van Britten wisten het natuurlijk wél: jaaaa, ik mocht rustig een tekst schrijven en ook wel toevoegen aan het stuk van de componist maar rechten op wat-dan-ook berustten natuurlijk automatisch bij hen, wat denk je wel! Uitvoeren zonder toestemming? Ha! Nee! Einde experiment Britten, zo leek het. Maar de oplossing van het probleem was eigenlijk even ingrijpend als simpel: dan maar géén verhaalsnippers bij Britten, een heel eigen verhaaltje naar aanleiding ván Brittens compositie.En ziedaar: de trein kon weer rijden: ik had een meisje Elodie en bezorgde haar een zusje Emmalie, gaf karaktertjes, bepaalde de norse slechtheid van de drie trollen, maakte van de notenboom een Tovernotenboom, met muzikale eigenschappen (een beetje Britten moest natuurlijk wel blijven) en begon met korte versjes met soms rijm en soms wat verdoezeling van rijm. Vooral dat proces, het vervaardigen van dat soort versjes (kort, met bij het hardop voorlezen een zweem van rijm en in voor kleine kinderen geschikte taal, maar niet kinderachtig) vond en vind ik een hele toer. Ik had er al een beetje mee kunnen oefenen bij "Floor het IJskonijn" Uiteindelijk mede dankzij mijn dochter en onvolprezen co-auteur-illustrator Noor ontstond er een boekje waarover wij beiden tevreden zijn: De Tovernotenboom. Het was een sprookje zoals een sprookje moet zijn, met de gruwelgriezel dat de Trollen op zoek gaan naar een ontbijt van malse kindertjes, maar ook met een goede afloop.Al was ik wel tevreden met dat leuke boekje en die geinige illustraties, toch bleef er nog steeds iets kriebelen... Something itchy I had to scratchto be continued / wordt alwéér vervolgd...
De Tovernotenboom, poging tot een strip-operaatje

De Tovernotenboom, poging tot een strip-operaatje

Ik had het in een vorige blog over Hans Christian Andersen. Een Deens schrijver uit København. Gaan we vandaar noordwestelijk, dan komen we aan in Trollenland. Een prachtig land is het met Fjorden en Verre Bergen met Spannende Bossen. Daarover gaan mijn tweelingboekjes “De Tovernotenboom en “The Magic Note Nut Tree”. Het eerste is al enige tijd geleden verschenen; het tweede komt binnenkort op de markt. Laat ik iets vertellen over het ontstaan.Mijn dochter Noor, naast hoboïst sedert het boekje “Floor het IJskonijn” ook illustrator, is lid van een klassiek hobokwartet, bestaande uit drie strijkers en een hoboïst. Het ensemble heet Driekwartplus. U kunt het onder die naam vinden op het internet. Ik schat dat het in 2018 moet zijn geweest dat het in Den Haag het dertien minuten durende stuk “Phantasy Quartet” van de componist Benjamin Britten hebben uitgevoerd. Omstreeks die tijd vroeg Noor me of ik bij de compositie niet eens een verhaaltje zou kunnen bedenken in de trant van Prokofjieffs “Peter en de wolf”. Het leek me een uitdaging en ik stemde toe een poging te wagen. Ik verdiepte me in de partituur en luisterde het stuk telkens en telkens weer, met uitgeschoven inspiratie-antenne, en na verloop van tijd… jawel… drie strijkers en een hobo groeiden in mijn fantasie uit tot drie trollen en een meisje. Langzaam maar zeker ontstond er een min of meer muzikaal verhaaltje over een door drie trollen (strijkers) belaagd meisje (m)Elodie (hobo) en een magische notenboom. Hierna deed de vraag zich voor, hoe dat verhaaltje tot een synthese te smeden met de compositie van Benjamin Britten. Ik ging aan het werk. Ik knipte en plakte urenlang stukjes verteltekst, mono- en dialogen in de muziekpartituur op de plaatsen en de maten waar tekst en muziek elkaar raakten, doorkruisten en verbonden, op die manier het muziekstuk van Britten omwerkend en naar mijn hand zettend tot een soort strip-operaatje.wordt vervolgd…
Metaforen en (opvoed)puzzels 2, of: zonder eendje géén konijntje

Metaforen en (opvoed)puzzels 2, of: zonder eendje géén konijntje

Hiernaast ziet u het hoofdpersoontje uit mijn voorleesboekje "Floor, het IJskonijn". Wie het verhaaltje leest zal zich niet aan de indruk kunnen onttrekken, dat het hem of haar allemaal "ergens vaag bekend voorkomt". Dat is ook niet verwonderlijk, aangezien de thematiek overbekend is, namelijk die van "het lelijke eendje" uit het beroemde sprookje van H.C. Andersen uit het begin van de negentiende eeuw. Samengevat komt het erop neer, dat een zwanenei gelegd is in een eendennest en dat bij het uitkomen van het ei de boreling niet "klopt". Hij blijkt groot en lelijk en groeit niet op tot een welgeschapen eendje, waardoor hij als ongelukkig wezentje pas tot zijn recht komt als hij later een prachtige zwaan blijkt te zijn geworden. Het sprookje wordt wel gezien als metaforisch voor Andersen zelf, die een ongelukkige eenden-jeugd had en pas later een groot zwaan-schrijver bleek te zijn. Het was lijden tot de overwinning in het eigenlijke zelf. De ongelukkige wordt uiteindelijk toch gelukkig ondanks alles. Het was in Andersens tijd wellicht ook al een vaak gebruikt thema. En het komt telkens terug, voor en na hem. Plagiaat zouden wij nu zeggen. Hoe zit dat eigenlijk? Singer-songwriter Eric Howard Carmen (1949) had in 1976 veel succes met twee hits ,die voor een deel “ontleend “ zijn aan muziek van Sergei Rachmaninov (Pianoconcert No. 2 en Symfonie No. 2). Misschien kent u er tenminste een van: "All by myself". Prachtig jatwerk (althans gedeeltelijk). Carmen dacht te maken te hebben met rechtenvrij werk, maar helaas, zó lang was Rachmaninow nu ook weer niet dood. Een geval van plagiaat dus. Carmen moest een schikking treffen met de erven van de componist. In de wereld van de (pop)muziek is dit geen geval op zich. Wanneer we ervan uitgaan, dat Eric Howard Carmen zich vergiste, dan is dit in de popmuziek vóór en na hem wel vaker gebeurd. Zo werd George Harrison schuldig bevonden aan het plegen van "onbewust plagiaat" bij het schrijven van zijn "My Sweet Lord" (1969), omdat er opvallende overeenkomsten waren met het liedje "He's so fine" van The Chiftons (1963). Het ging bij de rechtszaak hierover, zoals meestal, om geldelijk gewin. De zaak had een min of meer grappig vervolg, maar dat moet u zelf maar eens opzoeken en nalezen. De muziekwereld van toen en nu loopt over van navolgingen, al dan niet opzettelijk. Ieder werk lijkt in meer of mindere mate wel een beetje in de verte op dat van een ander, maar dan net weer toch ánders. Gek is dat helemaal niet. Geen mens, ook de componist niet, of de schrijver of de beeldend kunstenaar is immers een tabula rasa. Wij mensen zijn allemaal evolutionaire leerdieren en onze puzzel wordt van meet af aan gelegd, door onze fysieke en/of culturele voorgangers. Wij zijn allemaal vormen van gedeeltelijke plagiëring. En zo jatten we schaamteloos alles van elkaar: we eten wat we leren eten; we praten, en schrijven wat we geleerd hebben te praten en te schrijven. En we gedragen ons naar wat onze rolmodellen ons bewust en onbewust opdragen. Dat is in sommige gevallen niet altijd mooi of wenselijk en soms ook irritant of zelfs verwerpelijk, wanneer we rolmodellen treffen die ons de menselijkheid proberen af te leren. U kunt ze zelf wel bedenken en ik hoop, dat wij dan aan identieke voorbeelden denken.Sinds de negentiende eeuw en de hang naar het romantisch individualisme proberen kunstenaars zich te onderscheiden van de medemens. Hij of zij is degene die zijn privé blikseminslag uit de "aether" opdoet (we kennen dat onder de naam inspiratie) en die als bijzondere taak heeft die inspiratie vorm te geven in een uniek kunstwerk. Met deze visie was de eis tot kunstenaars-originaliteit geboren. Tot in onze tijd hebben we daar de last van: als schrijver, componist of anderszins moeten we origineel zijn. Voldoen we aan die eis níet, dan zijn we op zijn minst van een bedenkelijk niveau of op zijn slechtst een dief van het intellectueel eigendom van een ander, behalve in het geval van pastiche. In de tijd van de Renaissance en de Barok was het een eer om bekende thema's te gebruiken om het in een eigen werk aan te passen aan de eigen tijd (imitatio) en het door eigen toevoegingen naar een beter werk om te vormen (emulatio). Het was de kunst de meester van het voorbeeld te overtreffen. Want de navolger reikte verder in kennis en beschaving dan de voor(beeld)ganger . Niks geen plagiatio, maar evolutio. Terug naar het ijskonijntje van mij en het eendje van Andersen. Het boekje "Floor het IJskonijn" is geen imitatie en zeker geen emulatie van het sprookje van Andersen. Daarvoor ben ik een te gering schrijver en is hij een te groot voorbeeld. Ik wil mij nederig opstellen in dezen. Toch zijn Andersens eendje en mijn konijntje verwant. Andersens verhaal zingt in mij rond sinds ik het ken en dat is heel erg lang geleden. En ook het thema van de ongelukkige in een foute setting. Konijntje Floor is ongelukkig als konijn: geboren met veel te grote oren en een wit velletje (de andere konijntjes zijn allemaal bruin). En ook wordt Floor net als Andersens eendje uiteindelijk gelukkig. Er is echter één verschil. Bij Andersen is er voor het eendje geen rol weggelegd betrekking hebbend op wat er gebeurt in de Umwelt. In mijn boekje is er een rampje nodig dat Floortje tot held maakt en haar acceptatie door de anderen én zichzelf bewerkstelligt. Maar laat dít duidelijk zijn: geen konijntje van mij zonder het eendje van Hans Christian Andersen.
Metaforen en opvoedpuzzels 1

Metaforen en opvoedpuzzels 1

Wanneer ik voor mij complexe verschijnselen inzichtelijk wil krijgen, probeer ik altijd een passende metafoor te vinden. Hoe begrijpelijker de metafoor is, hoe beter ik de complexiteit kan doorzien en daarmee “beheersen”. Een soortgelijke functie kunnen parafrases vervullen. Maar voor mij werken vooral metaforen heel verhelderend. Tijdens mijn loopbaan in het voortgezet onderwijs heb ik deze “strategie” ook proberen toe te passen op mijn lessen en als hulpmiddel over te dragen op mijn leerlingen, speciaal wanneer er abstractie van hen vereist werd, zoals bij het uiteenrafelen van zinnen in zinsdelen. “Meneer, kan een Lijdend Voorwerp óók tegelijkertijd een Meewerkend Voorwerp zijn? “Nee, dat kan niet.” De eerste keer dat mij deze vraag gesteld werd, verloor ik al uitleggend mijzelf én de leerling in een moeras van niet concrete uitleg. (Soms is de taalkunde goed voor geestelijke verwarring. Neem bijvoorbeeld het begrip OVTT: onvoltooid verleden toekomende tijd. Wie het snapt, mag het uitleggen…) Daarom koortsachtig op zoek naar een metafoor die op concreet niveau ongeveer duidelijk kon maken, waarom een LV niet óók een MV kon zijn. Het duurde nog twee of drie keer voordat ik eruit was: De Fiets. Een zin is een fiets. Een LV is een Zadel en een MV is een Stuur. Als het kwartje van die metafoor eenmaal gevallen was, kon ik de vraag kan-dit-ook-dat-zijn beantwoorden met een tegenvraag: kan een stuur een zadel zijn? O nee, dat kan niet. Ik denk dat er andere en betere metafora te bedenken zijn, maar deze werkte wel. En ik ging er maar vanuit, dat de concretisering via de fiets het abstraherend vermogen van de leerling verder op weg zou helpen. Ik weet dat mijn metaforentruc niet origineel is, en heb ook in dit opzicht geen enkele pretentie. Gelijkenissen zijn zo oud als de bijbel, en vast wel ouder. Maar anno 2000+ werkt de methode nog altijd. Tegen de tijd dat de leerling zelf fiets-vragen begon te stellen, zoals: Als dit zinsdeel een wiel is, wat zijn de spaken dan? dan werd het leerproces van hem of haar ook weer míjn leerproces. En het geven van les leuk! Leuker dan onderstaande gedichtjes suggereren. Je kunt ze vinden in de bundelWant o het streelt zo goedRoepingIk op de fiets: een lijn door de straat, een pijl naar de school.Ik op de fiets peil het kind in mezelf, een schooltje, een spel.Ik op de fiets en de regen de regen verregent het kind dat het blijftIk arriveer, ik beklijf, zet mijn fiets in het rek, hang een slot aan mijn ziel en geef tamelijk tamelijk les.RepetitieZij blikt naar buiten en een lok zwaar water valt haar voor de ogen. Dan zet zij zuchten op papier omdat zij niet mag spreken.En wordt de kalme golfslag rond haar hoofd onderbroken door haar hand, die kleine, slanke breker, en blikt zij óp tenslotte, de kleine zeemeermin, en legt haar pen treurend terzijde.
Covidmonnik

Covidmonnik

Men beweert dat schrijvers nauwelijks te lijden hebben onder lockdownmaatregelen. Ik kan me voorstellen, dat “men” dat denkt op grond van de discutabele aanname, dat schrijvers zich door het leven bewegen als de monniken van de Grande Chartreuse in Grenoble: afgezonderd, zwijgend. Natuurlijk is dat niet zo en hebben schrijvers de buitenlucht en -wereld evengoed nodig om iets te kunnen produceren, of, om met Jan Wolkers te spreken "schrijf je ook onder het sla-wassen misschien wel meer dan achter de schrijfmachine". Zoiets zei hij ongeveer. Een tijd geleden alweer heb ik een gedicht gemaakt over de pandemie. Ik heb daarvoor niet alleen de beelden van de tv gebruikt of de berichten uit de krant. Om de vervelende inspiratie voor een dergelijke tekst op te doen, moet je zelf de dichte winkels langs en de lege straten door en daar andere ontheemden zien gaan. En als je níet gaat, overkomt je bij het opstaan De Rusteloosheid, iedere morgen weer van een dag binnen zitten. Rusteloosheid die je wilt negeren en ontkennen, maar die je besluipt, vastgrijpt en niet meer loslaat. Het is als het tranen van je ogen bij koude wind: je houdt het niet tegen. Ja, en misschien is het dan toch wel prettig, als je een beetje kan schrijven op je laptop omdat je dat graag doet en ook wel een beetje kunt. Al was het maar alleen om het idee in stand te houden dat de tijd vliegt, zelfs als hij kruipt. Ik laat hier de tekst van het pandemische gedicht volgen. Hij is alweer van een vorig jaar. Het staat in de bundel “Stand van Zaken”. In de Boekscoutwinkel te koop. De mooie (ja!) illustratie is van mijn broer Ben, mijn tekenboroer. COVID-19 De stad ontwaakt. Na ochtendwater en achter dichte gordijnen wacht men de oproep tot een ochtendmeeting af. Maten schuiven op gepaste afstand aan in vergaderzalen binnen een zuinig uitgemeten cirkel van vergaderstand (misschien is er koffie). De stad ontwaakt. Op een school gooit men de ramen open om de zomer en om straks beter doorgewinterd te kunnen raken. Een leerling plast wegens routevorming en vertraging zijn broek vol in benauwenis op weg naar een onhaalbare wc. De stad ontwaakt. Voedselbanken, vers ontsmet, hebben niets te verhapstukken dan schamelheid op tafels uitgestald bijtgraagte wordt verhuld in mondkapjes van een achterhaalde datum. En van de buurtsupertafel valt ook geen habbekrats meer af voor mens of dier. De stad ontwaakt. Wij zijn verworden tot monddoden, ingekapte wezens zijn wij zonder ingang voor het brood of uitgang voor de woorden, god beware. Wij kunnen nog wel slaken maar niet spreken; geen blinde kan ons horen of van de lippen lezen. De stad ontwaakt in een overdaad van pijlen met kruispunten zonder wegen.© Theo van de Wetering, 2020